‘Drijft daar echt een lijk?’ vraagt Mart met een bleek gezicht.
Kort verhaal 6.
‘Drijft daar echt een lijk?’ vraagt
Mart met een bleek gezicht. ‘Waar dan?’, vraagt Monique. We stappen van de fiets en lopen naar de
overkant van de dijk.
‘Kijk dan, daar in de buurt van die kribben’. Ik tuur in de verte en dan
opeens zie ik ook wat drijven.
‘Ik ga even kijken’, zegt Mart die aanstalten maakt om over het pad dat
door de uiterwaarden loopt naar de plek te gaan waar we ’iets’ zagen drijven. ‘Wacht
even’, zegt Monique ‘ik ga met jou mee’.
Naarmate we de rivier naderen, wordt
duidelijk dat het ‘ iets‘ dat we in het water zagen drijven op een mens lijkt.
Mart wil over de kribben lopen maar Monique wordt steeds bleker en voelt haar
maag omhoog komen.
‘Kom , we gaan terug‘ zegt ze en trekt Mart aan de hand mee. ‘We moeten de
politie waarschuwen‘.
Mart kijkt nog een keer achterom en zoekt even later op een bankje langs de
dijk op zijn mobiele telefoon naar het nummer dat ze moeten bellen. Monique is
nog steeds lijkbleek.
Tien minuten later is de politie ter plekke en vertellen ze wat ze gezien
hebben. Ze wachten het vervolg niet af en besluiten verder te gaan met hun
fietstocht over de dijk met het uitzicht
over één van de mooiste rivieren in het land.
Als Mart de krant de volgende morgen openslaat en op de streekpagina’s
terechtkomt, ziet hij algauw het bericht over een persoon die gevonden is in de
rivier, op de plek die zij aangewezen hadden.
Het blijkt een bekende zwerver geweest te zijn, Rinus, die regelmatig door
de stad zwierf en zomer en winter onder de brug sliep. Maanden was hij al niet
meer in de stad gezien. Hoe hij in het water terecht was gekomen, was een
raadsel.
Reacties
Een reactie posten