Avondrood, een kort herkenbaar verhaal met humor en ontroering door het besluit van hun ouders.


Zaterdagmorgen schijnt de zon al vroeg in onze slaapkamer door de kier tussen de gordijnen. Het lijkt een mooie dag te gaan worden. Toch baal ik als ik half slapende op de wekker kijk om te zien hoe laat het is. Bijna half zes!
Echt balen, konden we een keer uitslapen, word je wreed wakker gemaakt door kraaiende hanen van de buurman.
We wonen op een redelijke afstand van onze buren waar we anders goed mee overweg kunnen maar het liefst zou ik die beesten een kopje kleiner maken op het moment dat ik wakker word en de hoofpijn voel opkomen.
Als ik mijn voeten naast mijn bed zet op de laminaat vloer voel ik het koud optrekken.


‘Spijt komt na de zonde, ’ hoor ik Sofie mompelen als ik naar het toilet loop.
Ze is al weer druk met de tablet in de weer en gek word ik van het ping geluid op haar mobiele telefoon. Het ene na het andere appje komt binnen.
‘Waar is de paracetamol?’ roep ik vanuit de douche
Telkens liggen die dingen op een andere plaats en nooit kan ik ze vinden als ik ze nodig heb.
Eindelijk heb ik ze gevonden, er zit nog net één paracetamolletje in het doosje. Ik proef de vieze smaak in mijn mond en spoel de mond gauw na met een glas water.

Het was laat geworden gisteravond want onze oudste dochter vierde haar dertigste verjaardag. Dertig jaar was ze alweer. Een mooie leeftijd.
Beneden hoor ik onze hond ongeduldig rondlopen in de gang.
‘Frans, laat jij Mylos zo even uit?’ vraagt Sofie met wie ik nu al langer dan 35 jaar mijn leven deel.
Soms laat Mylos, onze Jack Russel, midden in de nacht een jammerend geluid horen. Waarschijnlijk is er weer een hond in de buurt loops.
Ik kleed me uit en neem een frisse douche. Tergend langzaam laat ik het water over mijn hoofd stromen in de hoop dat de hoofdpijn zal verdwijnen. Het is ijdele hoop.
Als ik na het douchen in de beslagen spiegel kijk, zie ik  dat het haar op mijn hoofd dunner wordt en de inhammen steeds dieper. Ook de grote wallen onder mijn ogen en vel dat over is, onder mijn kin, vallen me op.
‘Je wordt ouder, papa,’ denk ik.
Vlug kleed ik mij aan en loop ik het dagelijkse rondje met Mylos rond de vijver.
Tergend langzaam loopt Mylos achter mij aan. Overal snuffelt hij aan en overal wordt overheen gepiest. Hoe klein onze Jack Russel ook is, hij zal eens even laten zien wie hier de baas is in de buurt.
Er kan geen andere hond langs komen of hij wil wel even aan het achterste ruiken. Kennelijk maakt het hem niets uit of het een vrouwtje of een mannetje is.
Vaak kom ik tijdens de dagelijkse uitlaatrondes dezelfde mensen tegen. Sommige zeggen amper wat, anderen zijn duidelijk verlegen om een praatje.
Zoals Gerrit. Gerrit is een aardige vent die al een aantal jaren met pensioen is. Elke keer vraagt hij hoe lang ik nog moet werken en wordt mij duidelijk gemaakt hoe aantrekkelijk het wel is om met pensioen te zijn.

Als ik, weer thuis, de deur open, krijg ik de geur van pas gebakken broodjes in de neus. Heerlijk ruikt dat.
Sofie haalt de croissants en de harde bolletjes uit de oven en zonder wat te vragen, smeert ze roomkaas op mijn broodjes en belegt de broodjes daarna met gerookte zalm. Ze weet wel wat ik lekker vind.Zelf houdt ze het bij croissants waar aan alle kanten de kaas vanaf druipt.
Terwijl Sofie de broodjes klaarmaakt, maak ik verse jus de orange. Zo gaat het al jaren in het weekend.
Als het ontbijt bijna klaar is, loopt de eierwekker af. De zacht gekookte eieren zijn ook klaar, bijna op hetzelfde moment dat het koffieapparaat de koffie gezet heeft. Door ons nieuwe koffieapparaat dat de bonen maalt, smaakt de koffie weer hoe lekkere koffie hoort te smaken.
‘Gaan we achter in de tuin in de zon zitten of onder de terrasoverkapping?’ vraagt Sofie.
Ik kies voor het laatste, de hoofdpijn is nog steeds niet over.
Sofie geeft me een kus op het voorhoofd. Ze toont geen mededogen en kletst me zoals gewoonlijk de oren van de kop. Bepaalde verhalen komen mij bekend voor. Heb ik die gisteravond ook al niet gehoord?
Als ik begin aan mijn laatste broodje, pak ik de zaterdagkrant en duik weg achter de krant.
Gelukkig, ze heeft de hint begrepen en checkt op de mobiele telefoon of ze geen berichtjes heeft gemist.
In de boekenbijlage van de krant lees ik een recensie van een boek dat mij wel aanspreekt. We drinken nog een kop koffie en dan besluiten we te gaan shoppen in een nabijgelegen stad.

Het is prachtig weer, dus gaan we op de fiets. Sofie puft af en toe. Het is de eerste keer dat ze dit jaar zo’n eind fietsten we moeten regelmatig een stukje klimmen.
‘Gaat het?’ vraag ik.
Op het moment dat ze wat wil zeggen, krijgt ze een vliegje in haar mond en begint te hoesten.
‘Die rotbeesten ook,’ zegt ze verontwaardigd.
‘Je moet de mond bijna constant dichthouden.’ Iets dat haar moeilijk afgaat.
Zelf heb ik daar minder moeite mee en fietsend in het frisse briesje wordt mijn hoofdpijn minder.
Na drie kwartier fietsen, maakt de bewaker van de fietsenstalling het bonnetje aan onze fietsbellen vast en overhandigt ons de duplo bonnetjes. Ik doe ze in de kontzak van mijn spijkerbroek.

In de vele jaren die we al samen zijn, is wel duidelijk geworden dat onze interesses voor de winkels waar we het liefst heengaan ver uiteen liggen.
Eenmaal in de binnenstad aangekomen, scheiden onze wegen en spreken we af om elkaar op een bepaalde tijd in een kroeg weer te treffen om daar een drankje te gaan drinken. Zo ook, vandaag.
Met zulk mooi weer is het schitterend vertoeven op een terras aan het grote plein in de binnenstad. Met een kus als afscheid, duikt Sofie de modewinkels in en ga ik op pad naar mijn favoriete boekwinkel. Uren kan ik daar doorbrengen.
Als ik de boekwinkel binnenloop, kijk ik altijd eerst bij de boeken die in de boeken top 10 staan.Het boek waar ik vanochtend de recensie van in de krant heb gelezen, staat er nog niet tussen.
Wel liggen er een paar boeken bij van schrijvers waarvan ik één of meerdere boeken in mijn boekenkast heb staan.
Terwijl ik in een boek een aantal bladzijden lees, staat een vrouw die een stuk jonger is dan ikzelf ben een eindje verderop ook in een boek lezen. Als ik een ander boek wil pakken, kijkt ze me aan en lacht naar me. Ik lach vriendelijk terug maar ik ken haar niet.
Telkens als ik in deze winkel ben, snuffel ik ook even tussen de historische boeken die over deze oude Hanzestad zijn geschreven. Het blijft trekken, ik heb niet voor niets hier jaren op school gezeten, gewoond en werk er nog steeds.
Als ik opkijk staat ze nog steeds in boeken uit de boeken top 10 te bladeren en vangen onze blikken elkaar.
Ik besluit om verder naar achter in de winkel te lopen waar de boeken liggen die al wat langer uit zijn uitgebracht en die je vaak tegen een aantrekkelijke prijs kunt kopen. Ook nu vind ik een boek van mijn gading. ‘Alles wat is’ van James Salter.
Ik heb zo aandachtig in het boek staan lezen dat ik niet gemerkt heb dat de onbekende vrouw dicht bij mij in de buurt is komen staan.
Met het boek in de hand loop ik de trap op naar de platenafdeling die sinds een aantal jaren onderdeel is van de boekenwinkel. Als ik achterom kijk, zie ik dat ze mij met haar ogen volgt.

Muziek is ook zo’n uit de hand gelopen hobby van mij. ‘Monday, Monday’ van the Mama’s and the Papa’s was de eerste single die ik in mijn jeugd kocht.
Al gauw werden het LP’ s en werd de platenkast steeds voller. Vanaf midden jaren tachtig waren het CD’ s die werden aangeschaft.
Sinds een aantal jaren staat de platenspeler ook weer in de kamer en zijn verschillende LP’ s aangeschaft. Die tik in een plaat heeft toch ook wel wat.
Druk zoekend tussen de CD’ s hoor ik een vrouwenstem naast me. ‘Een mooi boek heb je uitgezocht.’
De onbekende vrouw die zo vriendelijk naar me lachte, is mij gevolgd naar boven en bladert in het boek.
‘Lijkt mij ook,’ antwoord ik en zoek verder tussen de CD’ s.
‘Ik heb het al een tijdje geleden gekocht en gelezen,’ zegt ze. Als ze het boek teruggeeft, raakt ze met haar hand mijn handen. Ze lacht.
Een onbestemd gevoel krijg ik ervan. Samen lopen we naar beneden. De CD waar ik naar op zoek was, heb ik niet kunnen vinden. Als ik het boek afreken aan de kassa, zegt ze: ‘ misschien zien we elkaar hier wel vaker. Ik lees graag een goed boek.’
Lopend door de straat met historische panden waar nu  leuke winkeltjes inzitten op weg naar de Media markt, vraag ik me af wie de aantrekkelijke jonge vrouw was. Ken ik haar en waarvan ken ik haar dan?
Als ik de inkt voor mijn printer heb gevonden, loop ik een beetje doelloos door winkel. Apparatuur die mij anders deed watertanden, interesseerde me plotseling niet meer.
De vraag wie de onbekende vrouw was, bleef door mijn hoofd spoken. Kennelijk had ze meer indruk op mij gemaakt dan verwacht.

Veel eerder dan we afgesproken hadden, zocht ik het terras op en bestelde een Leffe blond. Heerlijk smaakte het bier op deze zonovergoten dag.
Uren later kreeg ik een appje. ‘Waar zit je?’ vroeg Sofie.
Ik keek om mij heen maar zag niet zo gauw de naam van de kroeg. ‘Ik weet niet hoe de kroeg tegenwoordig heet maar het is vlakbij  het koekwinkeltje’ appte ik terug.
‘ Zie je zo,’ appte ze.
Even later zag ik haar vanuit de verte al aankomen, bepakt en bezakt. Ik stond even op en wenkte haar. Ze was niet alleen. Ik herkende mijn jongste dochter.
‘Zo pap, nog hoofdpijn?’ vroeg ze lachend.
‘Ik weet niet waar je het over hebt,’ antwoordde ik en nam een slok van mijn biertje.
Ik vroeg wat ze wilden drinken. ‘IJsthee graag’ was het antwoord.
‘Zat je hier al lang?’ vroegen ze. Een echt antwoord gaf ik ze niet.
De afgelopen uren had ik genoten van het prachtige weer en het fraaie uitzicht dat ik had op de vrouwen die voorbij waren komen lopen in hun zomerse kledij. Het leek wel rokjes dag.
Toen ze op een gegeven moment wat tegen mij zei en ik voor mij uit bleef staren en haar geen antwoord gaf, porde mijn dochter mij in mijn zij en vroeg: ‘Waar was je met jouw gedachten? Je leek wel een heel eind weg.’
Ik reageerde niet.
In mijn gedachten had ik de onbekende vrouw naast me zien zitten die vroeg ‘hoe gaat het met jou?’
Een uur later begon het al wat af te koelen en we besloten terug te fietsen.

Toen we weer thuis waren, zag Sofie pas welk boek ik gekocht had. Vol belangstelling las ze de tekst op de achterkant van het boek. ‘Het lijkt me een mooi boek,’ zei ze.
Het klonk me bekend in de oren. Ik had het vandaag eerder gehoord.
’s Avonds kroop Sofie behaaglijk tegen me aan. ‘Houdt mij eens even lekker vast,’ zei ze.
Meer dan een beetje knuffelen deden we niet.
Ze was moe. Voor we gingen slapen, pakte ze haar tablet. Ze mopperde wat want de accu was al weer leeg. Ze gaf me een kus en weldra hoorde ik haar ronken.
Zelf lag ik op mijn rug en kon de slaap nog niet vatten. Mijn gedachten dwaalden af naar de tijd dat we elkaar nog niet zo lang kenden.
Vreemd was het niet dat ze moe was. We hadden een drukke tijd achter de rug.

Nadat onze drie kinderen naar de middelbare school gingen, had Sofie haar oude vak van onderwijzeres weer opgepakt.
De laatste jaren is het plezier dat ze eraan beleeft minder geworden door de vele veranderingen in het onderwijs. Al die administratieve dingen en vergaderingen tegenwoordig. Veel liever zou ze de tijd besteden aan de kinderen in de klas.
En dan de ouders, altijd hebben ze wat te klagen. Gek wordt ze er soms van.
Soms heeft ze het erover om minder te gaan werken omdat ze ook al weer een hele tijd mantelzorger is.
Sofie’ s vader is al een paar jaar ernstig ziek.
Nooit was haar vader vroeger ziek en door hem was ze ook naar de Pedagogische Academie gegaan.
Jarenlang had hij op een school in een dorp voor de klas gestaan, eerst als meester, later als hoofd van de  lagere school. Het hele dorp kende meester Jan.
Door hem was er een tennisclub, die een tijdlang meer dan driehonderd leden telde. Zelf tenniste hij totdat hij ziek werd.
Jongere leden konden er niet tegen dat ze van hem verloren, van zo’n oude man. Hij miste dan wel de snelheid maar hij wist de ballen met een geweldige precisie, net voor de achterlijn of vlak over het net, neer te leggen.
Anne, de moeder van Sofie, begon steeds meer dingen te vergeten. In het begin van Jan’ s ziekte was ze altijd meegegaan naar het ziekenhuis.
Medicijnen gaf ze hem altijd zelf maar de laatste tijd vonden ze strips met tabletten die niet ingenomen waren en soms brandde het gas van het fornuis nog als de pannen er al lang af waren.
De laatste maanden verslechterde de situatie.
De huisarts wilde het over het voornemen van Sofie ’s ouders om samen uit het leven te stappen nog eens praten om te zien of ze er nog steeds hetzelfde over dachten als enkele jaren geleden toen ze tot hun besluit waren gekomen.
’s Maandags op school kon Sofie zich slecht concentreren, steeds was ze in gedachten bij haar vader en moeder.
Toen de kanker bij haar vader werd geconstateerd en bij haar moeder de eerste signalen van dementie zich openbaarden, had haar vader hen op een zondag opgebeld en gevraagd of ze de week erop zondagmiddag wilden komen.
Toen ze bij haar ouders kwamen, bleek dat de rest van haar familie er al zat. Ze werd er door verrast, zo vaak zagen ze elkaar niet allemaal samen bij haar 0uders.Wat was er aan de hand?
Al gauw  kwam het gesprek op een onderwerp dat ze niet zo gauw verwacht hadden.
Ze zaten aan een glas wijn, toen Jan een arm om Anne sloeg en haar een kus gaf zoals hij zo vaak gedaan had in hun bijna vijftig jarig huwelijk.
Hij kuchte kort en zei: ‘dat ze heel mooi huwelijk achter de rug hadden en dat hun leven was verrijkt met twee dochters, een zoon en vijf prachtige kleinkinderen.
Oud worden is mooi maar we weten niet wat ons te wachten staat,’ zei hij met een brok in de keel.
‘Anne, vindt het vreselijk dat ze steeds meer dingen vergeet en is bang dat haar hetzelfde lot zal treffen als haar moeder.
Jullie weten vast nog wel dat oma haar kinderen op het laatst helemaal niet meer herkende, vaak bloot door het verpleegtehuis rond liep als de verpleegsters even niet opletten. Ik hoef het allemaal niet meer op te rakelen.
Zelf ben ik het slachtoffer van die rot ziekte, ik kan het woord niet uit mijn mond krijgen.
Misschien halen we ons 50 jarig huwelijk nog in redelijke conditie, misschien ook niet.
We hebben besloten dat we samen voor de zachte dood kiezen als de situatie daartoe aanleiding geeft. We kennen elkaar al meer dan 55 jaar en willen dat niet meer scheiden. Ons leven is voltooid.’
Iedereen was stil en de tranen stroomden over onze wangen. We stonden op en knuffelden Jan en Anne minutenlang. Even later kwamen de vragen.
Met de huisarts in het dorp hadden ze het er al over gehad maar hij wilde het niet doen uit geloofsovertuiging. De huisarts had hun wel het adres gegeven van een collega uit een naburige stad die een aantal keren mensen op een legale manier had laten inslapen.
Zelf zouden ze aangeven wanneer naar hun mening het tijdstip daarvoor was aangebroken.
We discussieerden nog een tijd over hun voornemen maar wie waren wij als ze zo stellig waren in hun voornemen.
Moesten wij als kinderen hen op andere gedachten brengen? Nee, we vonden het een ultieme vorm van liefde voor elkaar.
‘Proost,’ zei Jan. ‘We drinken op het leven zolang we er nog zijn.’
Weer stroomden de tranen over Sofie’ s wangen.
‘We willen graag nog één keer met jullie naar het eiland waar we in het verleden zo vaak met jullie naar toe zijn geweest in de vakantie. Naar Schiermonnikoog. Samen op het mooie strand willen we de zon nog een keer onder zien gaan,’ zei Jan een poosje later

Reacties

Populaire posts van deze blog

Ik word er gek van ……

Angstige momenten (deel4) - Slot. Lees in dit lange blog wat Julia in een paar dagen allemaal meemaakte en hoe het uiteindelijk met haar en Tim afliep..

Angstige momenten (deel 3).